Ontdek de laatste ontwikkelingen rondom het wetsvoorstel voor belasting op werkelijk rendement in box 3.
Op 6 juni 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat zowel de Herstelwet als de Overbruggingswet box 3 oneerlijk zijn. Deze wetten, die eerder waren ingevoerd om tegemoet te komen aan de uitspraak van de Hoge Raad in 2021, zorgen er volgens het nieuwe oordeel nog steeds voor dat belastingplichtigen belasting moeten betalen op basis van een forfaitair rendement dat hoger is dan hun werkelijke rendement. Dit betekent dat belastingplichtigen in veel gevallen te veel belasting betalen over hun vermogen, wat de overheid ertoe dwingt om opnieuw compensatiemaatregelen te treffen.
De Herstelwet en Overbruggingswet box 3 werden destijds ingevoerd nadat de Hoge Raad in 2021 oordeelde dat de toenmalige belastingheffing in box 3 oneerlijk was. Dit systeem ging uit van een fictief rendement, dat opliep naarmate het vermogen van belastingplichtigen groeide. Het uitgangspunt was dat grotere vermogens doorgaans meer rendement opleveren, met name door beleggingen. Dit bleek echter onrechtvaardig voor belastingplichtigen die in werkelijkheid minder rendement behaalden dan het vastgestelde forfaitaire percentage.
Om deze ongelijkheid aan te pakken, introduceerde de overheid de Herstelwet en Overbruggingswet. Deze wetten waren bedoeld als een tussenoplossing totdat een nieuw belastingstelsel, gebaseerd op werkelijk rendement, kon worden ingevoerd. Echter oordeelde de Hoge Raad dat ook deze tussenoplossingen nog steeds oneerlijk zijn. De belastingen die worden geheven, zijn namelijk vaak gebaseerd op een hoger forfaitair rendement dan wat belastingplichtigen daadwerkelijk behalen. Dit oordeel is een tegenvaller voor de overheid, die wederom aan compensatieverplichtingen vastzit.
Om de problemen structureel op te lossen, heeft de overheid het wetsvoorstel 'Wet werkelijk rendement box 3' gepresenteerd en aangeboden voor advies aan de Raad van State. Dit wetsvoorstel beoogt een einde te maken aan de systematische ongelijkheid door belasting te heffen op basis van het daadwerkelijke rendement van belastingplichtigen, in plaats van op een forfaitair rendement. Het nieuwe stelsel moet niet alleen rechtvaardiger zijn, maar ook meer draagvlak creëren onder belastingbetalers.
In het nieuwe wetsvoorstel wordt het belastingtarief van 36% toegepast, wat dus hetzelfde blijft als het huidige belastingtarief. Daarnaast wordt er een heffingsvrij inkomen geïntroduceerd van €1.250. Dit betekent dat belastingplichtigen pas belasting betalen als hun werkelijke rendement boven deze drempel uitkomt, en dan alleen over het meerdere.
Door te belasten op het werkelijke rendement wordt spaargeld minder zwaar belast dan beleggingen in aandelen en vastgoed, omdat het rendement op spaargeld doorgaans lager ligt. Voor vastgoed wordt bovendien een vermogenswinstbelasting geïntroduceerd, waarbij alleen de gerealiseerde waardestijgingen belast worden.
Hoewel het voorstel brede steun geniet, zijn er ook zorgen. Een van de grootste uitdagingen is de administratieve last die gepaard gaat met het nauwkeurig registreren van werkelijke rendementen. Belastingplichtigen moeten nauwkeuriger registreren welke inkomsten zij uit hun vermogen genereren, wat vooral voor kleine beleggers een complexe en tijdrovende taak kan zijn.
Het box 3-stelsel in Nederland is volop in beweging. Waar eerdere pogingen om het systeem eerlijker te maken zijn mislukt, biedt het nieuwe voorstel voor werkelijk rendement mogelijk een structurele oplossing. Toch zal de invoering van dit nieuwe stelsel niet zonder slag of stoot gaan, vooral door de complexiteit van de uitvoering en de administratieve lasten voor belastingplichtigen. De invoering van het nieuwe stelsel wordt verwacht op 1 januari 2027.
Rijksoverheid -kabinet stuurt wetsvoorstel voor toekomstig box 3-stelsel naar Raad van State
Rijksoverheid - kamerbrief
Rijksoverheid - Factsheet voorstel nieuw stelsel box 3
Hoge Raad: box 3-heffing nog steeds discriminerend