Op 22 juni 2022 heeft de Staatssecretaris van Financiën bekendgemaakt om de mogelijkheid een oudedagsverplichting (ODV) om te zetten in een lijfrente te verruimen. Aanvankelijk kon dat alleen zolang men de AOW-gerechtigde leeftijd plus vijf jaar nog niet had bereikt. Nu is goedgekeurd dat omzetting van de ODV in een lijfrente daarna ook mag.
De ODV is een voortvloeisel uit de wetgeving met betrekking tot de Uitfasering Pensioen in Eigen Beheer (UPEB). Gedurende de jaren 2017, 2018 en 2019 speelde dit. Begin 2017 werd niet alleen de mogelijkheid voor DGA’s om pensioen in eigen beheer op te bouwen beëindigd, maar tegelijk kregen zij de mogelijkheid om te kiezen voor een van de volgende drie opties:
Bij optie 1 en 2 werd het pensioenvermogen in de BV afgewaardeerd tot de fiscale waarde, waarmee de zogenaamde dividendklem kwam te vervallen. Bij optie 2 werd de fiscale pensioenverplichting vervolgens omgezet in een ODV.
De aldus ontstane ODV-reserve moet te zijner tijd worden aangewend voor een periodieke uitkering ten behoeve van de DGA of diens erfgenamen. Deze ODV-uitkering mag niet eerder ingaan dan 5 jaar voor de AOW-ingang en niet later dan 2 maanden na de AOW-ingang. De uitkering moet eindigen 20 jaar na AOW-ingang. De uitkering is dus minimaal 20 en maximaal 25 jaar. Maar deze hangt niet af van het al of niet in leven zijn van de gerechtigde.
De hoogte van de uitkering bedraagt jaarlijks 1/ne deel van de ODV-reserve, waarbij n de resterende uitkeringsduur is. De jaarlijkse oprenting van de reserve vindt plaats op basis van het U-rendement van het voorgaande kalenderjaar. Bij een negatief U-rendement neemt het ODV-vermogen op de balans van de BV af, als gevolg waarvan er sprake is van vrijval in de winst.
Na overlijden van de DGA tijdens de uitkeringsperiode gaan de ODV-uitkeringen voor de resterende duur in beginsel over op de partner, tenzij er in de ODV-overeenkomst (en het eventuele testament) iets anders is bepaald. Na overlijden in de opbouwfase gaat de ODV over naar de nieuwe gerechtigde, die daarmee een eigen recht verkrijgt en dit binnen 12 maanden zelf in een ODV-uitkering dient om te zetten. Van belang is dat de ODV-termijnen toekomen aan een erfgenaam. Is dat niet het geval dan is de ODV onzuiver en moet er niet alleen worden afgerekend over de waarde in het economisch verkeer, maar ook 20% revisierente.
In de UPEB-wetgeving werd (in artikel 38p, 1e lid, Wet LB 1964) de mogelijkheid opgenomen om de ODV om te zetten in een lijfrenteverzekering, -rekening of -beleggingsrecht (artikel 3.125 Wet IB 2001). Het kan daarbij gaan om een ODV in de uitstelfase of om een al uitkerende ODV.
Bij het afstorten in een lijfrente krijgt men uiteraard te maken met de fiscale regels die gelden voor lijfrentes. Eén daarvan is dat de (oudedags- en/of tijdelijke oudedags)lijfrente uiterlijk moet ingaan in het kalenderjaar 5 jaar na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Voor de wat oudere DGA levert dit een probleem op. Als men de leeftijd van AOW+5 al gepasseerd is, dan is het afstorten in een lijfrente niet meer mogelijk. Dan zit men vast aan de BV als uitvoerder van de ODV tot deze volledig is uitgekeerd. Dat is pas op het moment dat de DGA de leeftijd bereikt van 20 jaar na de AOW-leeftijd. Pas daarna kan de BV desgewenst worden opgeheven.
In het besluit van 22 juni 2022 wordt dit probleem opgelost. Het bevat een goedkeuring om de ODV ook na de AOW gerechtigde leeftijd plus vijf jaar aan te wenden ter verkrijging van een lijfrente.
Blijkens het besluit gelden daarbij de volgende voorwaarden:
Als er onvoldoende middelen in de BV zijn (onderdekking) en punt 3 dus niet mogelijk is, dan gelden de volgende voorwaarden:
Als - in geval van onderdekking - aan de voorwaarden 5, 6 en 7 is voldaan, dan kan het resterende deel van de ODV worden aangemerkt als “niet voor verwezenlijking vatbaar”. Hierover is dan ook geen loonheffing verschuldigd.
In de praktijk kunnen er voor het afstorten van een (al of niet uitkerende) ODV in een lijfrente voor de DGA allerlei overwegingen zijn. Hieronder noem ik er enkele:
Als financieel planner kun jij een cruciale rol spelen om de DGA’s met een ODV in de BV van een juist advies te voorzien. Wij zien vaak dat de planner over een breder inzicht beschikt in de financiële positie van de klant, maar veelal ook meer kennis heeft over de verschillende oplossingsmogelijkheden en de (fiscale en praktische) gevolgen daarvan. Daarmee ben jij de aangewezen persoon om je klant op inhoud verder te helpen.
Vanuit Dukers & Baelemans blijven we jou informeren over belangrijke ontwikkelingen en de daarmee gepaard gaande kansen en mogelijkheden.
We zien dat de wetgever oog heeft voor de praktische problemen die er bij ODV-wetgeving kunnen ontstaan en ook bereid is om de wetgeving hierop aan te passen.
Anderzijds heeft dit voor de Belastingdienst geen nadelige gevolgen, want of er nu over de ODV-termijnen of over de lijfrentetermijnen loonheffing wordt ingehouden en afgedragen, komt in grote lijnen op hetzelfde neer.
Toch kan de nieuwe wetgeving worden gezien als een plezierige verruiming, want het biedt met name oudere (ex-)DGA’s nu ook de mogelijkheid om hun ODV om te zetten in een lijfrente en eventueel de BV daarna op te doeken. Wij verwachten dan ook dat er dankbaar gebruik gemaakt gaat worden van deze nieuwe mogelijkheid.
Rinus Marinissen
Rinus heeft vele jaren gewerkt als specialist toekomstvoorzieningen bij een private bank. Sinds enige tijd werkt hij als zelfstandige, onder andere als freelance docent bij Dukers & Baelemans.
Tijdens onze opleidingen CFP en PE CFP pensioen en andere oudedagsvoorzieningen komt de problematiek rond de ODV uitgebreid aan bod.